12 November 2011

A neve, AF Filippini

A neve fala a più pudè
fin da stamane à u primu albore;
fala à biocchi, senza rimore,
e stò solu, solu cun me.

E sepe, tuttu d'un culore
si sò adulcite, da parè 
soffici lane. È ùn sò chì rè
sunnieghji un più dolce amore.

Quante fole venenu à mente !
è tù, chì faci ? Ansiosamente,
Senza dì nunda, pensu à tè.

Nunda a neve t'hà svilatu ?
Mancu st'amore immaculatu
Chì t'avereste da sapè ?

100_1548 
De Sneeuw
Het sneeuwt al uren achtereen
Al sinds het eerste ochtendlicht;
Er vallen vlokken, stil en dicht
Alleen ben ik, geheel alleen.

In één kleur staan haag en bomen,
En het wit van hun bekroning
Lijkt zachte wol. Welke koning
Kan zich een mooier liefde dromen?

Veel sprookjes waren door mijn hoofd!
En wat doe jij? Van rust beroofd,
En woordeloos, denk ik aan jou.

Heeft de sneeuw je niets onthuld?
Zelfs niet mijn liefde zonder schuld
Die je toch kennen moeten zou?

Le chemin des dames

Vecu un pratu sott'à lu sole
e tanti panni tesi nantu,
un acellu piglia lu so volu
è aghju lu mio core frantu.

Culà l'occhji spenti Miola sunieghja
culà u mio estru corre è a fideghja
culà ci s'hè firmata la mio vita.
Vecu un pagliaghju fumichendu
compulu à l'ora di a munta
è a mio memoria s'accende
per un pizzacciu di pane untu.
Culà Francesc'Antone zappa l'ortu
culà vecu ballà e barche in portu
culà ci s'hè firmata la mio vita.
Vecu una scola è un tavulone
sentu mughjà mille zitelli
è di babbo tante canzone
mi danu lu fretu à a pella.

Culà Fasgianu trascina duie legne
culà sentu lu mio paese pienghje
culà ci s'hè firmata la mio vita.
Vecu una ghjesgia sott'à l'nvernu
dui tizzoni è un casgile
a piaghja cutrata è inferma
chì aspetta lu mese d'aprile

culà sentu u ventu trà i pini
culà di Roccu sentu u viulinu
culà s'hè firmata la mio vita
Vecu un chjarasgione fiuritu
è sentu fiscià pastori
è tanti mumenti felici
l'aghju inchjudati in lu mio core

culà vecu a neve per i chjassi
culà sempre voltanu i me passi
culà ci s'hè firmatu a mio vita

I Chjami Aghjalesi,


Ik zie een zonovergoten weiland
waar de was ligt te bleken
een vogel vliegt op
en mijn hart breekt

Met doffe ogen staat Miola te dromen
daarginds zwerft mijn ziel en kijkt naar haar
daarginds bleef mijn leven achter
Ik zie een herdershut, de schoorsteen rookt
de kudde bijeen op melkenstijd
en vurig verlangt mijn geest
naar een stom stukje brood met olie

Daarginds spit Francesc'Antone zijn tuintje
daarginds zie ik de bootjes dansen in de haven
daarginds bleef mijn leven achter
Ik zie een school en een schoolbord
en hoor het gejoel van honderden kinderen
en de oude liedjes van opa
geven me koude rillingen.

Daargids sleept Fasgianu met wat hout
Daarginds hoor ik mijn dorp huilen
daarginds bleef mijn leven achter
Ik zie een kerk die zucht onder de winter
twee blokken hout en de kaaskelder
de vlakte, die bevroren en verzwakt
wacht tot het weer april wordt

daarginds hoor ik de wind tussen de pijnbomen
daarginds hoor ik de viool van Roccu
daarginds bleef mijn leven achter
Ik zie een grote kersenboom in bloei
en ik hoor de herders fluiten
en zoveel gelukkige momenten
liggen besloten in mijn hart

daarginds zie ik de sneeuw op de paden
naar ginds keren steeds mijn passen terug
daarginds bleef mijn leven achter


De dromen, heimwee en wanhoop van een Corsicaanse soldaat in de loopgraven tijdens de Eerste Wereldoorlog...
In de Eerste Wereldoorlog worden de Corsicanen door de Fransen ingezet in het 173ste (le régiment des Corses) en in nog een aantal andere regimenten, met dien verstande dat de Corsicanen veel langer aan het front moeten blijven en veel minder verlof krijgen dan de Franse soldaten. Bovendien moeten ook de hoofden van grote gezinnen het leger in, terwijl die op het continent worden vrijgesteld. Ook jongens van zestien en soms jonger en mannen van boven de zeventig worden naar het front gestuurd. Na de oorlog blijft Corsica gewond, ontvolkt en ontredderd achter. Ruin 11.400 mannen hebben de oorlog niet overleefd (Enciclopedia di a Corsica: Les Poilus Corses de 14-18)


 De economie ligt plat, het land wordt niet meer bebouwd, in vrijwel ieder dorp zijn, getuige de oorlogsmonumenten, talloze mannen niet teruggekeerd. Veel mensen zien geen andere mogelijkheid dan te vertrekken naar het vasteland of naar de koloniën, waardoor de bevolking nog verder uitdunt. Het is niet overdreven om te stellen dat het eiland in zekere zin nog steeds niet is hersteld van de wonden die destijds zijn geslagen, zowel fysiek als mentaal... De gevolgen waren in ieder geval tot ver na de tweede wereldoorlog nog zichtbaar en tastbaar. Marcu Biancarelli (Guerra civili, in Avali 2009 / Guerre civile, in Vae Victis, Materia Scritta 2010) legt zelfs een direct verband tussen de oorlog en de revolte van de jaren zeventig en tachtig, en dan niet uit demografisch oogpunt maar veeleer vanuit een psychologische benadering. Zijn meest recente roman (meesterwerk...) Murtoriu is gebaseerd op ditzelfde thema.

(...) Het lijkt wel of hij een soort geestverschijning ziet, die gedoemd is hier een eenzaam en vervloekt bestaan te lijden tussen armzalige verlaten huisjes en stomende rotsblokken. Hij ziet deze plek zonder toekomst, hij ziet de woestijn, hij ziet de vlaktes die werden belaagd door muggen en ziekte, en hij hoort het kanongebulder, alweer, hij ziet de mannen de aanval openen, hij ziet de krankzinnige wanhoop op hun gezichten, hij ziet hoe het bloed aan alle kanten rondspuit, en hij ziet zichzelf, bloedhond, met het schuim op de lippen en uitpuilende ogen bajonetstoten uitdelen, in het rond steken en moorden, en hij hoort het gejammer van het lijden, het geschreeuw van de waanzin op het slagveld. En in de verte, ginds in het dal,  hoort hij het luiden van de doodsklok. De kinderen kijken hem angstig aan. O Marcantò, gaat het wel? Hij staat op, bleek als een doek, zijn lippen trillen, zijn keel lijkt dichtgesnoerd, zijn ogen staan glazig, nog net weet hij uit te brengen: het is de hel, jongens, de hel, ze zijn allemaal dood. Hij loopt het pad op, wil vluchten, de kinderen roepen hem na. Waar ga je heen o Marcantò? Waar ga je nou heen? Hij staat stil en keert zich om. Hij bekijkt ze of het twee schimmen zijn die op het punt staan te verdwijnen. Hij zoekt naar woorden. Hij stamelt wat, maar hoort zijn eigen woorden amper. Zeg maar dat ik weg ben. Zeg maar dat ik ga. Nu. Ver van hier. Zoen degenen die ik nog over heb. Ik ben weg. Hij keert ze de rug toe en ze zien hem verdwijnen, met gebogen hoofd loopt hij het pad af.
Marcu Biancarelli (1968) Murtoriu o a baddata di Mansuetu (Doodsklok ofwel de ballade van Mansuetu), Albiana 2009

Dumane natale, I Muvrini


Si Natale hè una stella 
A feremu luccicà
A feremu luccicà 
Per tè sinament'à l'alba 
Si Natale hè una stella

SICRETI - Geheimen

Palisà l’addisperu di e lacrime piatte
Quand’omu ùn tene più di ùn sfucà si micca
Di pettu à u viotu di l’ombra chì s’hè fatta
È ferma pinciulendu di sogni pocu riccu

Palisà ciò chì mughja in fondu à a cuscenza
Ricordi di battelli privati di vintata
Cundannati per sempre à l’alta penitenza
Di un eternu esiliu ch’ùn avarà estate

Palisà a tristezza di tanti usci chjosi
Spalancati un ghjornu per rompe u silenziu
È u pesu angusciosu di e mane nibbiacose
Quand’omu à i soi per sempre si licenzia

Palisà ‘ssu viaghju in u mentre di l’alba
Tracarcu di suspiri è d’accunsenti muti
Quandu in a to mente cantanu rime calde
Mazzuli di parolle da u t’ingegnu esciuti

Per tè ô tarra sacra di a nostra mimoria
Palisà l’emuzione, a gioia scrianzata
D’esse pienu di tè, natu di a to storia
È pò d’andà sicuru nant’à a to scarpata…
GEHEIMEN
De wanhoop te openbaren van die verborgen tranen
Wanneer je je niet langer kunt beheersen
Geconfronteerd met de leegte van het ontstane duister
En je wat wegdommelt zonder veel  dromen
Datgeen te openbaren dat schreeuwt in je bewustzijn
De herinnering aan schepen, verstoken van wind
Veroordeeld voor altijd tot verheven penitentie
Verbannen voor eeuwig zonder hoop op de lente
De treurnis te openbaren van zoveel gesloten deuren
Eens wijd opengegooid om de stilte te doorbreken
En de drukkende zwaarte van die mistige morgen
Waarop je voor altijd afscheid moet nemen
Die reis te openbaren, tijdens het ochtendgloren
Overladen met zuchten en zwijgende instemming
Waneer in je hoofd de warme verzen zingen
Bosjes woorden die voortkomen uit je talent
Voor jou, o aarde, heilig in ons geheugen
Mijn gevoelens te openbaren en de ongehoorde vreugde
Vol te zijn van jou, uit je historie voortgekomen
En dan vol vertrouwen in je voetspoor te treden